Tag(s):
Extern
Het watersysteem staat door klimatologische veranderingen onder druk. Bouwen in natte of dalende gebieden raadt de Unie af. Daarnaast wijst ze plekken aan voor (zoet)waterberging en past nieuwe inzichten en aloude principes toe om het watersysteem robuuster en klimaatadaptief te maken. Jeroen Haan, dijkgraaf van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en sinds januari 2025 voorzitter van de Unie van Waterschappen: “Wie rekening houdt met water en bodem werkt aan ruimtelijke weerbaarheid. Waterbouwers kunnen daarbij helpen.”
Droogte, extreme hoosbuien, bodemdaling en zeespiegelstijging zorgen ervoor dat veilig wonen en werken niet langer vanzelfsprekend zijn in Nederland. Waterschappen pleiten daarom voor een leidende rol van water en bodem in ruimtelijke plannen. Betekent dat dat waterschappen locaties voor woningbouw gaan afwijzen?
“Wij hebben allemaal belang bij een goed woningaanbod in verschillende categorieën, waarbij rekening is gehouden met het landschap waarin die woningen komen. Wij krijgen soms het beeld opgedrongen dat we een hindermacht zijn bij woningbouw en dat vind ik pertinent niet waar. Water- en bodem sturend betekent dat we helderheid geven aan opdrachtgevende, opdrachtnemende en ontwikkelende partijen: hoe kunnen we een gelijk speelveld creëren, met duidelijke afspraken en wensen vooraf. Men denkt nu vooral: nieuwe woningen in de wei, terwijl binnen bestaande gebieden ontwikkelen en met alternatieve vormen van wonen ook veel mogelijk is. Woningen die meebewegen met het klimaat, bijvoorbeeld door op hoogte of op het water te bouwen en te accepteren dat er soms water in tuinen, op straten en pleinen staat. Wie rekening houdt met water en bodem werkt aan ruimtelijke weerbaarheid. Je bouwt niet alleen voor nu of over tien jaar, maar voor meerdere generaties, voor de komende eeuw.”
Een heftige bui was een paar jaar geleden 50 millimeter, oftewel vijf emmers per vierkante meter. Inmiddels rekenen we met zeven emmers, de opgave wordt groter. Hoe vinden adaptieve maatregelen hun weg in bestaande en lopende programma’s en projecten?
“We kunnen dit soort piekbuien als waterschappen maar voor een beperkt deel in ons watersysteem oplossen. Dat is een realiteit. Natuurlijk proberen we sloten te verdiepen en verbreden, maar we moeten ook kijken naar waar we hemelwater tijdelijk kunnen bergen op de plekken waar het valt en pas later afvoeren. Dat vraagt om meer ‘reservoirs’. Daarom moeten we beter rekening houden met waar en hoe we bouwen: zoals woningen op bepaalde plekken niet of hoger bouwen en straten verdiepen zodat ze kunnen dienen als tijdelijke waterberging. Het is belangrijk dat we al ruim voordat we met een (water)bouwproject beginnen, weten waarmee we rekening moeten houden.”
Gaat de Unie gericht gebieden aanwijzen voor woningbouw of waterberging?
“Dat doen we al, met ministeries en andere overheden. Bijvoorbeeld in het meerjarig dijkversterkingsprogramma, het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Met de huidige scenario’s van wateroverlast en zeespiegelstijging weten we nu al dat we over een paar decennia weer ingrepen moeten doen. Dan is het handig daar nu al ruimte voor te reserveren. Dat geldt ook voor zoetwaterreservoirs. Over het hele jaar heen valt er genoeg water, maar we zitten nu weer in een behoorlijk droge periode met het groeiseizoen in het vooruitzicht. Er komt dus een probleem voor natuur, landbouw en/of drinkwatervoorziening. Al die partijen kijken dan naar ons. We moeten dus samen nadenken en bepalen welke opvangmogelijkheden we hebben. Het mooie hierbij is dat in de meeste gevallen geldt: dat wat je inricht voor te veel water ook goed is voor te weinig water.”
Is voor het aan- of toewijzen van bouwlocaties aanpassing van wet- en regelgeving nodig of om tegenstrijdige en overbodige eisen en regelgeving te schrappen, zoals het STOER-advies bepleit?
“Binnen het project STOER (Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving) lijkt het of het om overbodige regels gaat, maar veel regels zijn ooit bedacht om iets te voorkomen. Wat ik wel herken, is dat de complexiteit vaak toeneemt bij stapeling van regels. Daarom nemen we als waterschap het initiatief om samen vooraf te bepalen waarmee je rekening moet houden, welke afspraken we maken over hoe klimatologische veranderingen meewegen in bestemmingsplannen mét waterhuishoudkundig plan en – daar schuurt het vaak het meest – wie dat gaat betalen? Bereken je de extra kosten door in grondexploitaties, in de prijs van een woning of draait alleen het waterschap op voor de ingrepen in het watersysteem? Tegelijkertijd – en dat wil ik ook benoemen – moeten we ook de besparingen inzichtelijk maken. Welke schade voorkomen we in de verre toekomst met investeringen van vandaag. Die slag proberen we nu samen met de mensen van STOER te maken.”
De Unie vindt dat de natuur in gezonde staat moet worden gebracht. Om die doelen te halen, moeten we verder kijken dan alleen stikstofbelasting. Ook droogte en waterkwaliteit spelen een rol. Kun je dit toelichten?
“De ministeriële commissie Economie en Natuurherstel focust op regels, wetten, normen en ondergrenzen. Maar wat we nu moeten doen – en dat heeft de rechter ook verordonneerd – is: emissie omlaag en natuurherstel omhoog. Aan de stikstof-, fijnstof- en CO2-reductie dragen waterbouwers enorm bij door bijvoorbeeld elektrificatie van hun materieel. Maar we kunnen samen nog meer doen voor natuurherstel én de Kaderrichtlijn Water (KRW) door te kijken welke gebieden we kunnen vernatten. Met extra waterberging en watertoevoer én verhogen van de waterstanden, versterken we de natuur. Daarin kunnen we als waterschap en waterbouwers samen optrekken, bijvoorbeeld door natuurvriendelijke oevers te incorporeren in een project. Dat heeft een positieve invloed op de biodiversiteit en KRW, je krijgt hiermee vanzelf een bredere watergang wat resulteert in meer waterberging en afvoer. Als we in dit soort principes gaan denken én handelen, dan versterken we samen de natuur.”
Wat kunnen waterbouwers nog meer doen?
“Die vraag motiveert mij intrinsiek. Ik ben ooit milieutechniek, een combinatie van civiele techniek, bodemkunde en waterzuivering, gaan studeren om technisch en hands on de wereld een beetje mooier te maken. Ik zie die combinatie ook bij de waterbouwbedrijven. Veel waterbouwers staan in de traditie van een familiebedrijf en zijn niet alleen uit op projecten verkopen, maar ook bezig met hoe ze goed zijn voor hun medewerkers en voor de omgeving waarin ze werken en leven. In dat rentmeesterschap zitten voor mij parallellen tussen waterbouwers en waterschappen: we denken vaker in langere termijnoplossingen en dat betekent nú klimaatbestendiger en duurzamer problemen oplossen en vertalen in concrete projecten. Dus als je materieel inzet kun je dat elektrisch doen om emissies van schadelijke gassen te reduceren of als je materialen nodig hebt probeer je die te hergebruiken uit het projectgebied: grond baggeren en daarmee de dijken ophogen. Vraagstukken die heel hoog over zijn, krijgen binnen waterschappen en bij waterbouwers vaak heel concrete uitwerkingen. Ik kan me voorstellen dat ook waterbouwers ideeën hebben die kunnen bijdragen aan een robuuster watersysteem. Ik houd me aanbevolen voor (gedachte)experimenten, met als gezamenlijk doel de wereld een beetje mooier en weerbaarder maken.”